PROF. DR. JOOP HARTOG



WTP als machtsstrijd

22 maart 2024

Joop Hartog, Boudewijn van Ittersum, Jan Lely en Bernard van Praag

Pensioenfondsen zijn ooit ontsproten aan idealistisch paternalisme, om werknemers de zekerheid te geven van een onbezorgde oude dag. Het is wel wrang  dat dit paternalisme nu is teruggebracht  tot de suggestie dat werknemers met de onzekerheid van “defined contributions” beter af zullen zijn.

 

  1. Macht in plaats van overleg

Er is veel gestreden tegen de Wet Toekomst Pensioenen op inhoudelijke gronden. De wet is in 2023 aangenomen door de Tweede Kamer op haar laatste vergaderdag in oude samenstelling. De Eerste Kamer heeft de Wet bekrachtigd. Maar na de verkiezingen in november 2023 is de samenstelling van de Tweede Kamer drastisch veranderd zodat de WTP  nu waarschijnlijk geen Kamer- meerderheid meer zou halen.

In de laatste jaren heeft zich naast de voorstanders  een groeiend koor van tegenstemmers gemeld, maar  voor- en tegenstanders zijn niet in staat elkaar te overtuigen.[i] Je zou ook kunnen zeggen dat de voorstanders de erkende onzekerheden en risico’s van een radicale stelselovergang voor lief nemen en de tegenstanders niet: “Casino pensioen”, “gok met € 1500 miljard”.  Of  vaststellen dat de discussie zich heeft afgespeeld tussen doven. Zeker de tegenstanders vinden dat zij tegen een blinde muur hebben staan roepen. Aan beide kanten heeft men zich ingegraven, de frontlijn verschuift niet meer. Anders gezegd: het wapen van inhoudelijke discussie, op rationele argumenten gevoerd, argumenten  toetsend op hun kracht, werkt niet meer. De intellectuele discussie is dood.

Toch is het niet stil over de WTP in de publieke arena, met name niet door de nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer. Tot nu toe hebben tegenstanders van de wijziging voornamelijk inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht. Maar daardoor is het debat tot nog toe te veel beperkt gebleven tot de kring van deskundigen, waardoor niet alleen de onderliggende machtsstrijd, maar ook de zeer grote financiële en maatschappelijke belangen en risico’s tot nu toe onvoldoende worden onderkend: circa 10 miljoen belanghebbende burgers, een ongekende gezamenlijk spaarpot van 1.500 miljard euro, een zeer kostbare en vermoedelijk onhaalbare administratieve transitie en last but not least een juridisch zeer betwistbare onteigening. In bijgaand artikel kiezen we er daarom voor om de strijd niet te zien als een oprechte zoektocht naar een maatschappelijk optimale uitkomst maar als een simpele machtsstrijd over belangen.

  1. Belanghebbende partijen

Het is niet moeilijk om belanghebbenden bij de WTP te identificeren, mede niet omdat ze zich als zodanig hebben aangemeld. Om te beginnen de werkgevers. Die willen gewoon af van het oude systeem: over premies onderhandelen, de overeengekomen sommen afdragen en verder geen zorgen en risico’s. Werkgevers roeren zich niet, maar omarmen in tevreden stilte de WTP.[ii] Laten we daarbij vooral niet vergeten wie de grootste werkgever is in Nederland: de Staat der Nederlanden  en alle daaraan ondergeschikte werkgevers zoals gemeentebesturen, waterschappen, schoolbesturen, enz, enz. De Staat, vertegenwoordigd door het Kabinet, poseert als onafhankelijk wetgever en beleidsmaker maar speelt in feite in een dubbelrol. Het is interessant om te overwegen in hoeverre bij de opstelling van SER-adviezen deze nooit officieel genoemde belangen van de Staat en de pensioenbranche een rol hebben gespeeld.

Verzekeraars, adviseurs, beleggers, het hele  leger van beheerders , adviseurs, actuarissen en accountants,   staat gulzig gereed. Niet te beroerd om op risico’s en onzekerheden te wijzen want dat duidt op noodzaak van hun expertise. De stelselwijziging is koren op de molen van verzekeraars. In De Nederlandse Insurance Outlook 2023 blikten de verzekeraars vooruit op de kansen die ze zagen om hun belang in de pensioenmarkt te vergroten[iii]. Ze voorzagen een lang en complex proces, waarbij veel keuzes moeten worden gemaakt, met veel extra werk en ook veel kostendeclaraties: invulling en inrichting van de regeling, wel of niet invaren, keuze voor een methode van invaren, risicohouding bepalen, communicatieplan en implementatieplan ontwikkelen, kostenefficiënt inrichten van de regelingen, renterisico’s afdekken, SWAP- transacties, enz.. Ze voorzien ook dat veel pensioenfondsen de transitie naar het nieuwe stelsel niet aan kunnen, door gebrek aan expertise en schaalgrootte. Daar ligt dus een prachtig gat in de markt voor de commerciële verzekeraars:  “Verzekeraars kunnen van deze onzekerheid gebruik maken door zich te bewegen in de (closed book) pensioenfondsenmarkt”. Het zal duidelijk zijn dat pensioendeelnemers daarmee niet gebaat zijn, want de winsten van commerciële verzekeraars gaan ten koste van de pensioenuitkeringen, c.q. verhogen de te betalen pensioenpremies.

Pensioenfondsbestuurders worden in Nederland slechts benoemd na goedkeuring door DNB. Actuarissen en accountants kunnen slechts jaarstukken goedkeuren wanneer de DNB -richtlijnen worden gevolgd. Het is dan wel bijzonder naïef om te denken dat zulke personen zich kritisch zouden uiten over de richtlijnen en denkbeelden van DNB. En dat zelfde geldt voor vele jongere personen die hopen mettertijd voor zo’n bestuursrol (voor een beloning van ca € 40.000 per jaar) in aanmerking te komen, wanneer zij zich ‘oppassend’ gedragen en zich op de juiste manier uiten in het publieke debat.[iv]

De adviezen van de pensioenbranche kunnen belangrijk zijn of zelfs noodzakelijk voor de techniek en praktische uitvoering van pensioencontracten, maar we moeten nooit vergeten dat het adviezen zijn van in hoge mate belanghebbende partijen, die het maatschappelijk belang niet vanzelfsprekend voorop stellen.

Het publiek debat is en wordt ook in sterke mate gevoerd door wetenschappers, geïnteresseerde pensioendeskundigen, journalisten, fondsbestuurders,  en personen met betrokkenheid bij de publieke zaak. Zijn zij altijd vrij van persoonlijke of institutionele belangen? Dit is een heikele vraag, die men in fatsoenlijke kringen niet pleegt te stellen. Toch moet het maar eens gebeuren. De mythe dat zij onafhankelijk zijn moet maar eens worden doorgeprikt. Het is onze indruk dat maar weinig deelnemers aan het publieke debat volstrekt onafhankelijk zijn en geen consequenties van hun opstelling hoeven te vrezen.

De klasse van wetenschappers wordt natuurlijk par excellence voor onafhankelijk gehouden, maar dat valt bij nader inzien tegen.  Voor pensioenonderzoek is namelijk geld nodig van opdrachtgevers en die stellen zo hun eisen. Een duidelijk  voorbeeld van zo’n club van wetenschappers die zich ontwikkeld heeft tot een uitstekend lobby – instrument in dienst van het pensioen-financieel complex is de hofleverancier van wetenschappelijke adviezen: Netspar. In het imposante koor met kritiek op de stelselherziening hebben we de stem van Netspar zelden gehoord. Netspar citeert op zijn website uit een NWO evaluatie dat “het netwerk een onafhankelijke positie inneemt in het pensioendebat en….probeert nadrukkelijk kennis te objectiveren”. De Wetenschappelijke Raad (van Netspar) roemt de hoge onderzoekskwaliteit. Maar beïnvloeding van het werkprogramma door belanghebbenden is van dichtbij mogelijk. Het werkprogramma wordt opgesteld en bewaakt door de Raad van Toezicht, onder voorzitterschap van de bestuursvoorzitter van het ABP, een raad met 7 leden waarvan slechts één uit de universitaire wereld en de rest namens betrokkenen in het veld (pensioenfondsen, een verzekeraar, sociale partners). De Stichtingsraad, “adviseur aan verschillende organen van Netspar”, benoemt 5 van de 8 leden van de Raad van Toezicht. De Stichtingsraad heeft 23 leden, waarvan 9 uit de universitaire wereld. Vier leden zijn geassocieerd met grote bedrijven, de overige leden komen uit pensioenfondsen en toezichthouders. De voorzitter van de Raad van Toezicht is ook voorzitter van de Stichtingsraad. In de meerjarenbegroting komt ruim 40% van de middelen uit partnercontracten, ruim 10% van de rijksoverheid en zo’n 15% uit doelgerichte subsidies. Partnercontracten worden afgesloten met “organisaties die zich bezighouden met pensioenen en oudedagsvoorzieningen”. Onderzoekers zijn vrij in het uitvoeren van hun onderzoek, maar belanghebbenden uit de pensioenwereld zijn nauw betrokken bij het opstellen van het onderzoekprogramma. Van adviezen van Netspar en andere adviserende instanties zijn achterliggende modellen en gebruikte veronderstellingen meestal niet te achterhalen en daardoor niet vatbaar voor de gebruikelijke wetenschappelijke controle.

De doelgroepen waar het allemaal om draait: de werknemers en de gepensioneerden, zijn slecht vertegenwoordigd geweest in de publieke discussie. Formeel worden zij in de Nederlandse polder vertegenwoordigd door de vakbonden, wat in de praktijk neerkomt op het primaat van de grootste bond, het FNV. Met een organisatiegraad ( in 2022) van ca.27% voor 55-65 jarigen en ca.11% voor de leeftijdsklasse 25-35, is het dubieus of de vakbond als representatieve of zelfs enige onderhandelingspartner recht van spreken heeft. De vakbond moet twee heren dienen met uiteenlopende belangen. De jongere leden willen lage premies en de ouderen willen een hoog en geïndexeerd pensioen. Zie dat maar eens aan elkaar te breien. De vakbond heeft in de praktijk de zijde der actieven gekozen.

Het is onduidelijk waarom de vakbonden hebben ingestemd met overgang naar de WTP. Het is wel duidelijk dat het niet van een leien dakje ging. De FNV raakte er door in een leiderscrisis en is er bijna op gescheurd. De grootste bond binnen de Federatie, FNV Senioren, is het zwijgen opgelegd.  De actieve leden zijn uiteindelijk over de streep getrokken door de toezegging dat de verhoging van de AOW leeftijd (ivm de lasten van de vergrijzing) zou worden vertraagd.

De leden zijn slecht geïnformeerd en slecht voorgelicht. Jongeren zijn meestal ook niet geïnteresseerd. Het gaat bij de meesten over hun hoofd heen.  En precies daarom zijn pensioenfondsen opgericht, om hen te dienen. Als individuele werkers voor zich zelf konden zorgen hoefde je geen verplichting tot het betalen van premie op te leggen, dan zouden ze wel zelf sparen en beleggen. Maar: paternalisme, solidariteit, risicodeling, de macht van de collectiviteit, schaalvoordelen etc, allemaal overwegingen die zijn ingezet om de arbeider te hoeden voor armoe  en tegenvallers op de oude dag. Als we een nieuw stelsel bouwen, moet dat dus voor hen beter zijn dan het oude. Het is niet overtuigend aangetoond dat dit zo is, en niemand ontkent de gigantische risico’s[v].  Inflatie is een groot  risico met slechte  dekking. Het paternalisme is daarmee op zijn kop gezet: “we breken het oude systeem af, jullie hebben al die zekerheid helemaal niet nodig”.[vi] Niet onbegrijpelijk trachten bonden van gepensioneerden (bijv. Koepel Gepensioneerden, KBO -Brabant, ANBO) invloed te krijgen op de besluitvorming. Zij zijn echter geen lid van de SER en de invloed van gepensioneerden wordt beperkt tot hoor- en adviesrecht, waar in de besluitvorming geen rekening mee hoeft te worden gehouden en dat gebeurt dan ook niet. Daarbij hebben die seniorenclubs onderling nog meningsverschillen zodat een eenstemmig geluid  zelden hoorbaar is en daar wordt dankbaar gebruik gemaakt door de polder-onderhandelaars.

Inmiddels worden, ten gunste van het oude stelsel, ten bate van de werknemers en gepensioneerden, in lijn met het oude idealistische paternalisme, tal van rechtszaken  gevoerd[vii]. Daarbij gaat het om de onteigening van opgebouwde pensioenrechten. De langst lopende procedure tegen de Staat door Stichting Pensioenbehoud samen met KBO-Brabant bij de Hoge Raad komt naar verwachting/hopelijk tot een uitspraak in de eerste helft van dit jaar. Daarnaast loopt de procedure van Frans Nijhoff tegen de Staat (zie ABPpensioen.nl) en wordt er gewerkt voor de Stichting PensioenVoldoen aan het gaan starten van een bodemprocedure tegen de Staat door Jos Wouters (als massaclaim met externe financier). Wat ook de uitkomst van deze zaken zal zijn, hun pure bestaan wijst op een evident gebrek aan draagvlak, zo niet op verbittering van pensioengerechtigden, en een gevoel van onmacht.  Een wrang teken is ook het advies van de landsadvocaat in 2011 aan de verantwoordelijk minister, die concludeerde dat “invaren” op wankele juridische basis berust en dat de kans groot is dat de legitimiteit daarvan geen stand houdt bij de rechtbank: dat advies werd niet gepubliceerd en slechts na lang aandringen aan de Kamerleden vertrouwelijk ter inzage gegeven, dertien jaar na dato…!

 

De stelselherziening is zeker niet geïnitieerd door de pensioenfondsen.[viii] Het grote  pijnpunt van de werknemerspensioenen in de afgelopen decennia is het loslaten van indexering aan inflatie en reële groei. Technisch gesproken is de oorzaak daarvan de  door DNB opgelegde verplichting om  toekomstige verplichtingen te waarderen tegen een onrealistisch  lage discontovoet, waardoor de  vermogenssituatie  van fondsen geen ruimte biedt voor indexering. Tot het einde van de vorige eeuw werd algemeen een conventionele discontovoet gehanteerd van 4%, door  pensioenfondsen, maar ook door verzekeringsmaatschappijen. Onder invloed van ontwikkelingen in de financieel-economische theorie werd dit rond 2000 als achterhaald beschouwd, “niet langer van deze tijd”. De nieuwe norm werd “marktwaardering”. In 2006 schrijft DNB als toezichthouder ‘marktwaardering’ voor, d.w.z., disconteren van verplichtingen tegen de rente op staatsobligaties met een looptijd tot het toekomstig jaar waarin die verplichtingen moeten worden ingelost. De forse rentedaling op staatsobligaties en soortgelijke ‘goud- gerande’ waarden tot ca. 0% heeft vervolgens de dekkingsgraad omlaag gebracht en de indexering om zeep geholpen.[ix] Het rendement op de fondsreserves lag in die jaren echter gemiddeld op ca. 6%.

DNB heeft met strakke hand haar visie op adequaat pensioenbeheer opgelegd aan de sector, met discontering tegen de marktrente, als uiting van de nadruk op de korte termijn, op een jaarlijks peilmoment in staat zijn om aan alle verplichtingen te voldoen, in plaats van nadruk op de lange termijn, op het vermogen om in de toekomst de toegezegde pensioenen te betalen (uitkeringszekerheid in plaats van dekkingszekerheid, in de woorden van Tamerus (2011).[x] Actuarissen in de pensioenwereld hebben zeker meegewerkt om marktwaardering toe te passen bij de pensioenfondsen, maar er werden ook bezwaren geuit en er werd wel  degelijk ook op risico’s gewezen (zie Hartog 2022). Maar de dominantie en strakke hand van DNB, de tuchtiging welhaast van de pensioenfondsen, spreekt duidelijk uit de woorden van Tamerus, prominent deelnemer aan overleg en meningsvorming. Volgens hem heeft DNB zich in discussies over de gewenste institutionele vormgeving ‘weinig toegankelijk’ opgesteld. Overleg over studies in opdracht  van de Pensioenfederatie en van het Actuarieel Genootschap werd afgehouden, omdat DNB vasthield aan het uitgangspunt van volledige instantane dekking. De eisen die werden opgelegd naar aanleiding van de dot.com crisis vonden de fondsen te zwaar en niet bevorderlijk voor herstel. Stichting van de Arbeid en SER deelden die opvatting, maar het kabinet greep niet in.

  1. Conclusie

Onze conclusie is duidelijk. De stelselherziening is niet ingezet op verzoek van de circa tien miljoen gepensioneerden. Er is niet aangetoond dat het in hun belang is, in tegendeel: de uitkeringen worden in plaats van vast variabel zonder bodem en afhankelijk van de financiële markten. Zij hebben geen inspraak. Ook de pensioenfondsen hebben er niet om gevraagd. De stelselwijziging is geïnitieerd door de politieke zucht naar individualisering. De voorstanders zijn werkgevers, verzekeraars, financiële specialisten en adviseurs, met een duidelijk eigen financieel belang. De verandering is ingezet naar aanleiding van de kritiek op de geheel onnodige non-indexering en kortingen van de afgelopen jaren. De opgebouwde gezamenlijke pensioenpot van liefst 1.500 miljard euro, drie keer ons jaarlijkse bruto nationaal produkt, was en blijft ruim voldoende om de gecontracteerde vaste pensioenen te honoreren. De oorzaak van het probleem ligt bij de door de toezichthouder DNB bepaalde irreëel lage risicovrije rekenrente, terwijl de premies risicodragend  belegd worden. Onze Centrale Bank is en blijft doof en drukt het nieuwe systeem met grote voortvarendheid en machtsvertoon door. Bovendien: de juridische haalbaarheid van de onteigening van de pensioengerechtigden wordt betwijfeld door de Landsadvocaat en de administratieve transitie (kosten geschat op vele miljarden ten koste van de pensioenpot) eveneens. De stelselwijziging is in het parlement aangenomen met druk van fractiediscipline. In de nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer zou de WTP hoogstwaarschijnlijk niet zijn aangenomen. Hoog tijd dus voor een herbezinning door werkelijk onafhankelijke deskundigen tijdens deze periode van coalitie onderhandelingen in Den Haag, zowel op de inhoud (m.n. hoogte rekenrente) als de gekozen procedure (mn. inspraak pensioengerechtigden) van deze herziening. Zo niet, dan loopt deze voortdenderende trein vast in juridische, adminstratieve en maatschappelijke chaos.

Referenties 

De Nederlandse Insurance Outlook 2023 

Hartog, J. (2022), “Longread: Hoe pensioenfondsen lijnrecht tegenover de toezichthouder kwamen te staan”, Me Judice, 10 november 2022.

Tamerus, J. (2011), Defined ambition: Een noodzakelijke stap in de evolutie van het pensioencontract naar een duurzaam evenwicht tussen “willen” en “kunnen“, proefschrift  Universiteit van Amsterdam, Delft: Eburon

Valkenburg, F. (2000), Het debat, Dossier Transparante Pensioenfondsen, Het debat – ESB

 

 

 

[i] Zie beschrijving van de geschiedenis in Joop Hartog, “Longread: Hoe pensioenfondsen lijnrecht tegenover de toezichthouder kwamen te staan”, Me Judice, 10 november 2022. Zie ook Tamerus (2011).

[ii] Enkele citaten uit het verleden over de opstelling van werkgevers.

Gaston Siegelaer, “Meer grip op pensioenrisico met individueel pensioensparen dan met pensioenplannen Kamp”, Me Judice, 21 juni 2012:

De Hoofdlijnennota van minister Kamp is een volgende stap in het proces dat door het Pensioenakkoord uit juni 2010 in gang is gezet. De belangrijkste boodschap van dat Pensioenakkoord is dat de pensioenrisico’s grotendeels bij de deelnemers zelf neergelegd moeten worden, omdat werkgevers niet meer het leeuwendeel van die risico’s willen dragen. Het gaat dan zowel om de risico’s van langer leven als de risico’s van tegenvallers in de beleggingen ten opzichte van de pensioenverplichtingen.

De pensioenvoorstellen van minister Kamp liggen nu op tafel (6 juni 2012) (stichtingpensioenbehoud.nl):

Het commentaar van het VNO-NCW over deze voorstellen is juichend en dat geeft te denken.

[iii] Interessant is ook de volgende opmerking in dit artikel: ”Het is nog de vraag of de WTP de belangrijkste kritiekpunten, zoals de complexiteit, inflatiebestendigheid en robuustheid van het huidige pensioenstelsel weet op te lossen.” Nederlandse Insurance Outlook 2023 

[iv] Het mag zeker schrijnend worden genoemd dat actuaris Agnes Joseph haar dienstverband bij een pensioenfonds opzegde omdat zij niet langer de verplichting kon accepteren om te rooskleurige vooruitzichten van de stelselwijziging te publiceren. Zie haar bijdrage als Kamerlid in de pensioendiscussie, Handelingen Tweede Kamer, 17 januari 2024.

[v] Dit is uitentreure naar voren gebracht in de jarenlange discussies. Zie bijv het symposion VAN PENSIOENWET 2006 NAAR WET TOEKOMST PENSIOENEN: EEN SPRONG IN HET DUISTER?, www.joophartog.nl/symposion WTP

[vi] Voor wie nog betwijfelt dat het nieuwe stelsel deelnemers met meer onzekerheid confronteert dan het oude stelsel: Er is een pensioenfonds dat in zijn kwartaalbericht, over de vooruitzichten van een deelnemer die 40 jaar premie betalen zal gaan volmaken, aangeeft dat het “neutraal” verwachte pensioen € 31 000 per jaar zal bedragen, € 13 000 per jaar “als het tegen zit en € 89 000 per jaar “als het meezit”. Wat zal dat een veilig gevoel geven aan de deelnemers.

[vii] Dank aan Erik Daae voor het overzicht.

[viii] Ter staving de volgende citaten.

De stelselherziening dook op in de Hoofdlijnennota van Minister Kamp in 2012.

De pensioenvoorstellen van minister Kamp liggen nu op tafel (6 juni 2012) (stichtingpensioenbehoud.nl):

 

Directeur Riemen van de Pensioen Federatie in het FD van 31 mei:  ‘Fondsen willen niet zulke grote risico’s lopen’. De meeste pensioenfondsen  zoals ABP en PFZW willen om meer redenen niet overstappen naar een nieuw type pensioencontract dat minister Henk Kamp van Sociale Zaken afgelopen woensdag heeft gepresenteerd, aldus het FD. Ook voor ondernemingspensioenfondsen acht Guus Boender van Ortec Finance het nieuwe contract niet aantrekkelijk. Bovendien valt de dekkingsgraad in het oude contract 25 tot 35 procentpunten gunstiger uit dan in het nieuwe contract, aldus het FD. Ook Willem Noordman van FNV Bondgenoten stelt: ‘Ik acht de kans heel groot dat veel fondsen in het huidige systeem zullen blijven. Mensen willen liever zekerheid over hun uitkering en niet permanent geconfronteerd worden met kortingen’, zegt hij in het FD van 31 mei.

 

[ix] De kredietcrisis van 2008, met de dramatische daling van de beurskoersen, zorgde ook voor grote problemen, maar het forse koersherstel daarna, zou bij een disconteringsvoet van 4% indexering niet in de weg hebben gestaan.

[x] Frappant zijn de uitlatingen van actuaris Valkenburg (2000), op een conferentie van het Actuarieel Genootschap: Hij vindt dat sociale partners moeten vaststellen wat de pensioentoezegging inhoudt. Zij dienen ook samen te bepalen welke mate van zekerheid bij de toezegging hoort, die moet niet van buiten aan een minimum worden gebonden. “Het gevaar is groot dat als dit wel gebeurt de werkgevers dit zullen aangrijpen om de pensioentoezegging drastisch te versoberen of over te gaan naar andere toezegging zoals het beschikbaar premiesysteem. Dit is de tweede reden waarom ik minder blij ben met de opstelling van de Verzekeringskamer. Bij dit laatste systeem is de pensioenuitkomst vooraf onzeker en draagt de werknemer alle risico’s. Zonder te bedoelen dat een beschikbaar premiesysteem per definitie een slecht systeem is, vraag ik me wel af of we een dergelijke tendens bewust op gang zouden willen brengen door het stellen van strenge minima door de overheid of de toezichthouder.” Hoe profetisch!